Nieuwe loongrenzen: wanneer zijn arbeidsclausules geldig of verboden?

De loongrenzen in de Arbeidsovereenkomstenwet van 3 juli 1978 worden elk jaar aangepast. Op 1 januari 2019 is het weer zover. De geïndexeerde loongrenzen bewijzen hun nut voor verschillende bedingen in arbeidscontracten.

Geïndexeerde loongrenzen

Op 1 januari 2019 worden volgende geïndexeerde loongrenzen van kracht:

34.819 euro (basisbedrag: 16.100 euro) in plaats van 34.180 euro (2018).
Deze loongrens is belangrijk voor scholingsbedingen en concurrentiebedingen.

69.639 euro (basisbedrag: 32.200 euro) in plaats van 68.361 euro (2018).
Deze loongrens wordt gebruikt bij concurrentiebedingen en scheidsrechterlijke bedingen.

Of die loongrenzen al dan niet zijn bereikt, wordt bepaald door het bruto-jaarloon van de werknemer. Het bruto-jaarloon is het bruto-maandloon vermenigvuldigd met 12 en vermeerderd met de eindejaarspremie, het variabele loon, het vakantiegeld en alle voordelen die in de arbeidsovereenkomst zijn vastgelegd.

Opleidingsbeding

Een scholingsbeding verplicht een werknemer om een deel van de kosten van een specifieke vorming die hij volgt tijdens de uren terug te betalen wanneer hij de onderneming verlaat vóór het einde van de overeengekomen periode.
Dergelijk beding is verboden, m.a.w. wordt als onbestaande beschouwd en heeft geen juridische gevolgen, als het bedrag van het jaarloon van de werknemer lager is dan 34.819 euro.

Arbitragebeding

Werkgever en werknemer kunnen afspreken om geschillen over de arbeidsovereenkomst aan scheidsrechters (arbiters) voor te leggen in plaats van aan de arbeidsrechtbank. Zo'n scheidsrechterlijk of arbitragebeding is alleen wettelijk toegelaten voor bedienden met een jaarloon van meer dan 69.639 euro die belast zijn met het dagelijks beheer van de onderneming of die in een afdeling of bedrijfseenheid beheersverantwoordelijkheid hebben die vergelijkbaar is met een beheersverantwoordelijkheid voor de hele onderneming.

Concurrentiebeding

Een (niet) concurrentiebeding verbiedt een werknemer bij zijn vertrek een soortgelijke onderneming uit te baten of in dienst te treden bij een concurrerende werkgever waardoor hij uw onderneming nadeel kan berokkenen door de kennis die eigen is aan uw onderneming en die hij bij u heeft verworven, te gebruiken. Een niet-concurrentiebeding is geldig:

indien de arbeidsovereenkomst schriftelijk wordt vastgesteld en

indien het bruto-jaarloon meer bedraagt dan 34.819 euro bij de verbreking van de overeenkomst met volgende nuances:

=> bij een bruto-jaarloon tussen 34.819 euro en 69.639 euro is het beding alleen geldig wanneer een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) werd gesloten die de functies aanduidt waarvoor een niet-concurrentiebeding kan worden toegepast;

=> bij een bruto-jaarloon van meer dan 69.639 euro is het beding altijd geldig tenzij voor de functies die zijn uitgesloten bij een cao.

Opzeggingstermijn

De aanvangsdatum van de arbeidsovereenkomst bepaalt hoe we de duur van de opzeggingstermijn moeten berekenen. Cruciale datum de 1 januari 2014. De dag is het eenheidsstatuut ingevoerd en wordt de opzeggingstermijn voor elke werknemer ongeacht zijn statuut (arbeider of bediende) op dezelfde manier bepaald, nl. op basis van het aantal dienstjaren (anciënniteit).
Een heel aantal bedienden heeft een arbeidsovereenkomst die vóór die datum is aangevangen. Voor deze werknemers is de loongrens van 2013 (32.254 euro) nog steeds van belang. Zij behouden immers de opgebouwde opzeggingstermijn (op 31 december 2013). Vervolgens wordt de opzeggingstermijn berekend in functie van de anciënniteit verworven vanaf 1 januari 2014.
Voor de hogere bedienden bestaat er een specifieke rekenregel.